leerlingen 

hoe leer ik voor een toets in de brugklas?

engels

Algemene tips:

1. Doe je huiswerk, en leer je woordjes en Stones regelmatig! Niet pas 2 dagen voor de toets!
2. Maakwerk is ook belangrijk, daarmee oefen je en Oefening baart Kunst!
Veel oefenen zorgt dat je het uiteindelijk kan!
3. Kijk eens Engelse films met Engelse ondertiteling of zonder ondertiteling.
4. Engelse boekjes lezen.

Woordjes leren:
-Spreek de Engelse woorden hardop uit.
-Lees ook de bijbehorende zin uit het Textbook door.
-Dek de Engelse woorden af en schrijf ze op.
-Controleer of je ze goed geschreven hebt, of laat iemand anders ze checken.
-Lastige woorden in het NL en Engels nog eens op apart blad opschrijven.
-Herhaal de woorden vaak. Beter elke dag 10 minuten, dan 1 dag voor de toets alles.
-Wrts of Quizlet kan, schrijven is beter.
-Laat je overhoren (woordjes opschrijven!)
-Eventueel: kaartjes maken met aan de ene kant NL woord, andere kant Engelse woord, 2 stapels maken: 1. Woordjes die je goed kent. 2. Woordjes die je niet goed kent. Oefen verder met de woordjes die je niet goed kent.

Stones / zinnen leren:
-Leer eerst van de Stones Vertalingen.
-Bedek de Engelse zinnen en schrijf ze op.
-Goed controleren met de Stone voor spelling.
-Kijk naar je verbetering van je Werkboek oefeningen.
-Laat je overhoren.

.

Het Vitus College

Grammatica leren:
-Zorg dat je de Engelse termen kent (staan voorin je WB)
-Oefen met het zelf uitleggen van de grammatica.
-Vind je iets lastig oefen dan nog eens met de Herhalingsstof uit je WB
-Oefen nog eens wat grammatica oefeningen van je WB (online)

Tijdens de toets:
-Lees de instructies van een toets of oefeningen grondig door!! Zodat je
goed weet wat je moet doen!
-Zorg dat je alles doet wat wordt gevraagd!
-Als je klaar bent en nog tijd hebt, check zorgvuldig of je alles gedaan hebt: geen oefening vergeten? Geen zin vergeten? Klopt de nummering, enz.
-Vooral als het gaat om spelling is het nodig de woorden te blijven opschrijven tot ze goed zijn; de stones niet letterlijk te leren, maar nieuwe zinnen te maken; u kunt dit overhoren door nieuwe combinaties te maken; niet alleen de woordjes te leren (slechts 15% van het cijfer), maar vooral ook de grammatica (groene pagina’s); herhalingsopdrachten in het werkboek te
maken; zelf toetsvragen te maken. Stimuleer uw kind: woordjes niet alleen via de computer met wrts te leren, maar ze ook te overhoren.

frans

Woordjes leren
Voor veel leerlingen is Frans een nieuwe, onbekende taal, waardoor het in het begin soms best moeilijk is om de woordjes te leren. Hieronder vind je een heleboel tips die je kunt gebruiken bij het leren van de woordjes, waardoor het vast wel gaat lukken!

1. GROEPJES MAKEN:

Probeer niet in één keer alle woordjes die je moet leren te onthouden, maar verdeel de lijst in groepjes van bijvoorbeeld 5, 7 of 8 woorden. Leer eerst één groepje en ga pas verder met het volgende groepje als je het eerste groepje kent. Ken je het tweede groepje ook, herhaal dan het eerste en tweede groepje vóór je met een derde groepje verder gaat, enzovoort.

2. OVERHOREN:

Overhoor jezelf of je de woordjes kent, door de linkerkant van de  woordenlijst (N-F) met je hand of een papier te bedekken. Daarna doe je hetzelfde met de rechterkant (F-N) van de woordenlijst. Je kunt je natuurlijk ook laten overhoren door een familielid als je alle woorden goed geleerd hebt, of door een klasgenoot.

3. VOLGORDE:

Leer de woorden niet steeds in dezelfde volgorde, want anders loop je het risico een woord alleen te herkennen als je het woord dat daarvoor in de lijst stond hoort of ziet. Dit kan natuurlijk prima door een overhoorprogramma te gebruiken.

4. TIJD:

Leer het liefst niet langer dan ongeveer 10 minuten achter elkaar, want na een tijdje neem je niets meer op. Je leert veel meer als je 3x 10 min. woorden leert en tussendoor maakwerk of iets anders te doet, dan wanneer je 30 min. achter elkaar woorden leert.

5. LIDWOORDEN:

Leer woorden altijd met het lidwoord erbij zodat je meteen onthoudt of het woord mannelijk (le) of vrouwelijk (la) is. Als je dat moeilijk vindt, kan het helpen om met een kleur aan te geven of de woorden mannelijk of vrouwelijk zijn (bijv. alle blauw gemarkeerde woorden zijn mannelijk en alle rood
gemarkeerde woorden zijn vrouwelijk).

6. UITSPRAAK:

Het is ook heel belangrijk om te weten hoe je de woorden die je moet leren uit moet spreken, anders verstaat niemand je als je Frans gaat spreken en versta jij het Frans ook niet! Oefen dit steeds als je woordjes leert ook met de website die bij het boek hoort, door de woordjes hardop na te spreken. Op www.quizlet.com en www.wrts.nl is er ook een uitspraakhulp. Door naar de woorden te luisteren en meteen de vertaling hardop te zeggen train je
jezelf in luistervaardigheid en overhoor je jezelf ook meteen.

7. SCHRIJVEN:

Overhoor jezelf ook schriftelijk. Schrijf de woorden die je niet in één of twee keer goed had op een lijstje en oefen die woorden net zo lang tot je ze foutloos schrijft.

8. ACCENTEN:

De accenten die op de woorden staan zijn belangrijk voor de uitspraak, dus die moet je er ook goed bij leren. Deze regels/ezelsbruggetjes kunnen je daarbij helpen:

Accent grave (è) of accent aigu (é) ? à / ù : het accent op de ‘a’ of ‘u’ staat altijd dezelfde kant op (van boven naar beneden), op de i en o komt het niet voor.

é / è: alleen op de ‘e’ kunnen beide accenten voorkomen. De richting van het
accent maakt een klankverschil. Een handig ezelsbruggetje hierbij is de klok:
klinkt als elf of klinkt als één

Accent circonflexe (^)? Het “dakje”. Dit accent kan op alle klinkers voorkomen.

 

vituscollege

9. EZELSBRUGGETJES:

Soms kan het helpen om bij het leren ezelsbruggetjes te verzinnen, vooral als het je niet meteen lukt een woord te onthouden. De makkelijkste manier is om te kijken of het woord dat je moet leren op een woord
lijkt dat je al kent, bijvoorbeeld uit het Engels (Fr: le village / Eng: the village) of het Nederlands (Fr: donner / Ned: geld doneren). Lukt dat niet, dan is het soms
mogelijk om een omweg te verzinnen waardoor je het toch kunt onthouden: au revoir / ooievaar ; fauteuil / foute uil. Er is ook een website met ezelsbruggen.

10. MOEILIJKE WOORDEN GROEPEREN:

Naast het bedenken van ezelsbruggetjes,
kan het ook helpen om (moeilijke) woorden te groeperen. Dit kan door woorden die elkaars tegenstelling zijn tegenover elkaar te zetten (grand = groot / petit = klein). Je kunt ook woorden die met elkaar te maken hebben, maar niet precies
hetzelfde zijn naast elkaar zetten (le village = het dorp / la ville = de stad). Dit kan bijvoorbeeld ook met behulp van een woordweb. Ook kun je woorden die qua
klank op elkaar lijken bij elkaar zetten (la ville / la fille). Op deze manier haal je ze minder snel door elkaar.

11. KAARTENBAK/ FLASHCARDS:

Soms zijn er woorden die je na veel oefenen nog
niet goed kent. In dat geval is het handig om ze op losse kaartjes te schrijven, met voorop het woord en achterop de betekenis. Die kaartjes stop je dan in een
bakje/doosje met 2 of meer vakken. Elke keer als je woorden gaat leren herhaal je ook de woorden uit de kaartenbak. Ken je het woord, dan stop je het kaartje in
het 2e vakje. In het 1e vakje laat je de kaartjes van de woorden die je nog niet kent. De kaartjes uit het 1e
vakje blijf je herhalen. De kaartjes uit het 2e vakje herhaal je af en toe, om te zien of je de woorden nog kent. Blijk je sommige woorden niet meer te kennen, dan stop je de kaartjes weer terug in het 1e vakje.

12. WEBSITES:

(gratis) sites die je kan gebruiken om woordjes en grammatica mee
te leren zijn:

1) slim stampen: De digitale leeromgeving van Grandes Lignes. Via Studiekit, en via magister heb je toegang tot de online leeromgeving van Grandes Lignes. Hier kan je oefenen met “slim stampen”. Dit programma overhoort je schriftelijk en herhaalt de
woorden die je nog niet kent.

2) www.quizlet.com
Je kan je aansluiten bij je eigen klas die is aangemaakt in Quizlet.com. Hier staan de woordenlijsten voor Grandes Lignes, en je kan ook zelf woordenlijsten toevoegen. Er zijn verschillende manieren om jezelf mee te overhoren en te oefenen en je kan ook tegen je klasgenoten spelen met je woordjeskennis.

3) www.wozzol.nl
Programma waar je ook zonder account woordenlijsten kunt invoeren en oefenen. Als je wel een account aanmaakt bewaart wozzol je woordenlijsten. Je wordt op verschillende manieren overhoord en het programma herhaalt de woordjes die nog niet kent wat vaker.

4) http://www.verbuga.eu/v2z/
Met deze link kom je op de website van verbuga. Hier kan je zelf invullen welke werkwoorden en welke tijden je wilt oefenen. Kom je er niet uit? Via HELP krijg je de regel te zien of het antwoord.

HERHALING:

Herhaling is bij het leren van een taal heel belangrijk. Herhaal ook eens de woorden uit een vorig hoofdstuk of werk met de kaartenbak die bij 11 beschreven staat.

latijn

Latijn is niet moeilijk. Het geheim is om de woordjes en de rijtjes bij te houden!

Woordjes leren
-Spreek het Latijn hardop uit en vraag de betekenis.
-Woorden die moeilijk onthouden worden, op laten schrijven op kaartjes met op de
voorzijde het Latijn en op de achterzijde de betekenis.
-Als houvast kan een tekening gemaakt worden bij de woordbetekenis.

Het is van belang alle zintuigen aan te spreken bij het leren.

Grammatica leren
Grammatica is de springplank naar tekstbegrip
-Naast het memoriseren van de rijtjes is het nuttig een week voor een toets uw kind te vragen u de grammatica van het betreffende hoofdstuk uit te leggen.
-Lukt dit niet, laat dan specifieke vragen opstellen die in de les gesteld kunnen worden.

Het Vitus College

Oefeningen ter voorbereiding op de toets
Een toets leren is niet voldoende. Er moet geoefend worden. Steeds zelf de teksten vertalen voor het huiswerk helpt enorm. Reeds in de les vertaalde teksten opnieuw, zonder hulpmateriaal, vertalen is een goede oefening waarin alle grammatica terugkomt.

nederlands

Hoe leer ik voor leesvaardigheid?
Het is belangrijk een vaste aanpak te volgen bij het maken van teksten. Hoe pak je het
beantwoorden van vragen bij een tekst aan? Volg dit stappenplan:

Stap 1
-Lees de tekst oriënterend: de titel, de eerste alinea en de laatste alinea, plaatjes, tussenkopjes en de lettertypes. Kijk wie de tekst heeft geschreven
en waar de tekst is gepubliceerd (bron).
-Bepaal het onderwerp van de tekst in 1 woord of woordgroep.

Stap 2
-Bekijk de vragen en ga na of er een vraag is over de indeling van de tekst, waarin tussenkopjes (deelonderwerpen) genoemd worden.
-Lees met deze informatie de tekst globaal door: de eerste en de laatste zinnen van een alinea bevatten meestal belangrijke informatie.
-Stel (voorlopig en voor jezelf) de hoofdgedachte vast in 1 (kern)zin: wat zegt de schrijver over het onderwerp?

Stap 3
-Beantwoord de vragen. Werk in de aangegeven volgorde, want soms maakt
het antwoord op een eerdere vraag de beantwoording van een latere vraag eenvoudiger.
-Let op: blijf niet te lang nadenken over een vraag waar je het antwoord niet meteen weet. Soms kun je in een latere vraag ook een aanwijzing vinden die
je helpt bij het beantwoorden van een eerdere vraag.

 

vituscollege

Stap 4
-Controleer je antwoorden. Heb je alle vragen beantwoord en sluit het antwoord aan op de gestelde vraag? Antwoord waar mogelijk in volledige
zinnen. Let bij de antwoorden op je spelling en interpunctie. Gebruik de taal van de tekst. Ga geen eigen woorden verzinnen en pas op dat je niet jouw
mening geeft i.p.v. die van de schrijver!

Extra informatie
De groene theorieblokken uit de methode Nieuw Nederlands geven uitleg over de woorden die worden gebruikt. Leer deze groene theorieblokken uit je hoofd.
Dit stappenplan is bruikbaar in alle jaarlagen. Bewaar het daarom goed!
Het sluit aan bij de doorlopende leerlijn van de methode Nieuw Nederlands en is een
goede voorbereiding op het eindexamen.

aardrijkskunde

Bij Aardrijkskunde hebben we het over heel veel verschillende onderwerpen. Je leert hier vooral waar wat gebeurt en waarom juist daar.

Begrippen leren
Om de basis van de tekst goed te kunnen begrijpen moet je de dikgedrukte begrippen leren. Je kan flashkaartjes op papier (voorkant het begrip, achterkant de definitie/omschrijving)of deze kaartjes in het programma quizlet.com maken. In het boek staan alle begrippen op een bladzijde achter elk hoofdstuk.
Digitaal kan je op het begrip gaan staan met je muis (de definitie/omschrijving verschijnt).

Hoofd-en bijzaken scheiden
Omdat je vaak best lange teksten moet leren uit je lesboek en basisboek is het handig
als je de hoofdzaken uit een tekst kan halen (digitaal theorie) Deze hoofdzaken worden vaak ondersteund door verhalen en voorbeelden om alles wat beter te kunnen begrijpen. De hoofdzaken zijn op de volgende manieren in de tekst te vinden:

-Kijk naar de dikgedrukte begrippen. o Lees de titels van hoofdstukken en paragrafen extra goed. o Kijk naar de kaarten en figuren. o Lees eerst de eerste en laatste zinnen van alinea’s (die geven vaak de kern aan) o Kijk
welke zinnen weggelaten kunnen worden zonder dat het verhaal niet meer kloppend is.

Na het onderscheiden van hoofd- en bijzaken zou je een samenvatting kunnen maken.
Gebruik de symbolen (► ● ■) in de tekst van het lesboek/theorie en basisboek/theorie.

Verbanden leggen
Als je de hoofdzaken en de belangrijkste begrippen kent, kan je deze aan elkaar verbinden.
Dit doe je door van de begrippen en hoofdzaken in je eigen woorden een kloppend verhaal te
maken. Dit oefenen we in de les.

 

Het Vitus College

Kaarten en figuren
Bij Aardrijkskunde spelen kaarten en figuren (in het boek)een belangrijke rol. Ze geven vaak een goed schematisch overzicht weer van de tekst.
Door ze te snappen begrijp je vaak goed wat er in de tekst staat. Bij Aardrijkskunde maken we bij elke toets gebruik van de atlas. Zorg dat je weet hoe je makkelijk kaarten kan vinden (in paragraaf 4 van hoofdstuk 1 staat dit beschreven…klas 1).

Foto’s en video’s
Als je het soms moeilijk vindt om iets te begrijpen wat in de tekst staat, is het vaak erg
makkelijk om er op internet beeld van te vinden.
Dit kan je helpen om de stof beter te begrijpen.
Ook staan er op de studiewijzer van magister allerlei filmpjes die je kunnen helpen.

Aantekeningen en werkboek
Tenslotte moet je de aantekeningen die een docent gegeven heeft altijd nog even goed
bekijken en leren.
Ook het werkboek/opdrachten nog even bekijken is
zinvol. Je hebt immers al geoefend.

Stappenplan
1. Lees de tekst globaal door
2. Leer de begrippen
3. Haal de hoofdzaken uit de tekst
4. Schrijf een samenvatting
5. Kijk goed naar kaarten en figuren
6. Zoek naar aanvullend beeldmateriaal
7. Vergeet niet je aantekeningen en werkboek te bestuderen.

biologie

Voor Biologie kan je je op verschillende manieren de lesstof bestuderen. Hieronder staat een lijst met verschillende manieren die je kan gebruiken. Ook staan er extra tips voor het maken van een samenvatting en een woordweb.

1. Maak tijdens het doorlezen van de leerstof een samenvatting in de vorm van een woordweb. Op deze manier leg je tijdens het leren verbanden. Onderaan deze lijst staan tips voor het maken van een goede samenvatting in de vorm van een woordweb.

2. Maak één samenvatting met daarin alle te leren basisstoffen. De basisstoffen in één hoofdstuk hebben in ieder geval een onderling overeenkomst. Bij het leren worden op deze manier de verbanden binnen de lesstof al gelegd. In de les wordt aandacht besteed aan het maken van een woordweb.

3. Bij het leren kan je een woordenlijst maken van alle moeilijke begrippen (dus begrippen die je nog niet kent).

4. Bekijk bij het leren de belangrijkste opdrachten uit de stof nog een keer; kijk dan goed naar de opdrachten die je fout gemaakt had. Lees het juiste antwoord nog een keer door en bedenk of je dit antwoord nu wel snapt. Zo niet, lees de bijbehorende tekst nog een keer door of vraag het aan je docent.

5. Bij de gemaakte opdrachten staan soms filmpjes. Deze geven in beeld nog een keer weer wat er in de lesstof staat. Dit kan je net een beter beeld of begrip
geven van de kennis.

6. Soms staan er ook extra filmpjes in de studiewijzer op de ELO die je kan bekijken.

7. Oefen de flitskaartjes van iedere te leren paragraaf.

8. Maak de test jezelf van alle te leren basisstoffen.

9. Heb je alle test jezelfs van de te leren stof gemaakt, maak dan de oefentoets.

10. Laat afbeeldingen die je moet leren afbeeldingen overhoren, zodat je ze helemaal uit kan leggen.

 

Het Vitus College

Tips bij het maken van een samenvatting (in de vorm van een woordweb):
-Een woordweb maken gaat gemakkelijk op een leeg wit A4 (of A3) vel. Niet te groot schrijven want je wil alle informatie op één bladzijde kwijt.
-Maak de samenvatting kort en bondig: geen uitgebreide zinnen maar werken met pijlen, opsommingen en verwijzingen.
-Als je voorbeelden geeft gebruik dat je eigen voorbeelden (en niet die uit de lesstof).
-Teken bij het maken van je samenvattingen en zet de te leren kennis bij de tekeningen.
-Gebruik kleurtjes of markers en geef alles wat met elkaar te maken heeft dezelfde kleur.

Tip voor het maken van vragen op de toets:
Voor sommige toetsvragen moet je de geleerde kennis gebruiken in andere situaties.
Voor deze inzichtsvragen kun je met potlood of in de kantlijn opschrijven welke kennis je gaat gebruiken (welke kennis je nodig hebt) om de vraag op te kunnen lossen.

geschiedenis

Om te beginnen draait het vak geschiedenis niet alleen om jaartallen en gebeurtenissen. Je moet ook een aantal historische vaardigheden gebruiken bij een
toets. Dit zijn de vaardigheden die je (uiteindelijk) moet beheersen bij het vak geschiedenis
(kijk ook in je TB op blz. 153-155).

Het leert je:
1. Hoe je om moet gaan met de betrouwbaarheid van bronnen,
2. Wat het verschil is tussen een feit en een mening,
3. Welke soorten bronnen er zijn (geschreven of ongeschreven),
4. Welke onderzoeksvragen er zijn (beschrijvende-, verklarende- en waarderen vragen)
5. Hoe we het verleden hebben ingedeeld (perioden en tijdvakken),
6. Wat het verschil is tussen oorzaak en gevolg,
7. Wat bedoeld wordt met de representativiteit (= zijn er meer van zulke bronnen te vinden) van bronnen,
8. Wat standplaatsgebondenheid is,
9. Wanneer er sprake is van een verandering of van continuïteit (= ‘het’ gaat door, ‘het’ blijft hetzelfde).

Maar het leren begint natuurlijk bij de basisstof, je moet:
1. alle dikgedrukte begrippen uit de leerstof leren en kunnen toepassen (bijv. herkennen in een tekst waarin het begrip omschreven staat)
2. belangrijke gebeurtenissen in een logische volgorde kunnen zetten. Zelf een tijdbalk bij de leerstof maken is een goede oefening!
3. een schema/samenvatting (met een titel/tussentitels/belangrijke begrippen) of
“mindmap” maken, hierdoor leer je de belangrijke begrippen uit een stukje tekst te halen. Het is de bedoeling dat je met een paar van die begrippen een
verhaaltje kunt vertellen (met een paar oorzaken en gevolgen erin).
4. Veel oefenen met de gemaakte vragen uit het werkboek. Belangrijk dus dat je serieus werkt in dit werkboek!

 

Het Vitus College

Andere tips:
-Probeer regelmatig een boek te lezen. Kies een boek die bij je past: spannend, avontuurlijk, sportief etc. Het is zo belangrijk voor je woordenschat, en het
aanleren van uitdrukkingen etc.!
-Kijk regelmatig het journaal of lees een krant (bijv. de jongerenkrant 7Days) en bespreek een item na met je ouders, hierdoor leer je om feiten en meningen uit
te wisselen. Interessant en nuttig.
-Stel vragen tijdens de les! Het stellen van vragen is belangrijk om je ideeën en kennis te testen. Want klopt het eigenlijk wel wat je denkt? Is het wel de juiste
manier, of zit er misschien toch iets niet helemaal goed? Goede vragen laten zien dat je iets wil
leren, snappen of kunnen. Stel dus vragen.

levo

Tijdens de les:
-Neem alle aantekeningen zorgvuldig over
-Zoek woorden die je niet kent of begrijpt op met behulp van een woordenboek of internet
-Maak alle opdrachten goed mee
-Doe actief mee en stel vragen

Leren voor de toets:
-Leer alle begrippen bijvoorbeeld met flashcards of dek het antwoord af met je hand en kijk of je het uit je hoofd kent
-Lees en leer je aantekeningen uit je logboek
-Maak een samenvatting van de toetsstof. Gebruik hiervoor de vragen: wat, waarom, waardoor, hoezo, wie? Op die manier kun je de kern van de tekst
ontdekken
-Maak van je samenvatting een schema
-Verwoord, hardop, de antwoorden op de vragen en hoe de begrippen met elkaar samenhangen. Vertel het verhaal van elk onderdeel.

Het Vitus College

wiskunde

Wiskunde(Leerlingen)
Bij de voorbereiding voor een toets is het naast het leren van de samenvatting belangrijk om voldoende te oefenen.
Dit zou je kunnen doen door:
-Theorieblokken te
bestuderen.
-Begrippen te leren.
-Alle A opgaven die je fout had of moeilijk vond
nogmaals te maken.

Als je de theorie goed kent en kunt toepassen kan je vervolgens oefenen met:
-De gemengde opdrachten
-De diagnostische toets maken.

Wiskunde(Ouders)
Als kinderen bij u komen met vragen, zoek dan samen de bijbehorende theorie op en bestudeer deze samen.
Stimuleer het proces door na te vragen:
-“Heb je het juiste huiswerk
gemaakt?”
-“Heb je het nagekeken?”
-“Staan de berekeningen bij de vraag en ziet het er netjes uit?”

Het is belangrijk dat leerlingen als voorbereiding voor de toetsen, naast het leren van
de samenvatting, voldoende oefenen.

vituscollege

handvaardigheid

7 tips bij het maken van een doe-opdracht
-Ga op een rustige plek zitten zodat je niet wordt afgeleid.
-Zorg dat je werkplek opgeruimd is.
-Verzamel de spullen die je nodig hebt van te voren en zorg dat alles functioneert.
-Leg je benodigdheden overzichtelijk klaar o Maak een overzicht van de stappen die je wilt gaan maken. Zet bij iedere stap hoe veel tijd je er voor nodig denkt te hebben. Hou je aan de volgorde en tijd.
-Als je merkt dat je motivatie af begint te nemen, stel jezelf dan iets leuks in het vooruitzicht voor als de opdracht klaar is.
-Zet je mobiel uit en zorg dat je niet wordt afgeleid.
-Ruim alles weer netjes op

vituscollege

natuurkunde

Hoe leer je voor een toets natuurkunde?
Natuurkunde leer je vooral door te doen. Veel opgaves maken, huiswerk bijhouden en geconcentreerd je practica doen in de les.

Start minimaal een week voor de toets met:
Uit je werkboek:
-Afcheck lijstjes
afvinken
-Vragen die je fout had gemaakt nog eens bekijken. De belangrijke vragen nog eens te maken (met kader)

Uit het O & O:
-De samenvatting doornemen. Markeer de stukken die je nog niet kent / snapt. Maken oefenopgaven/oefentoetsen en kijk deze na.

ELO
-Neem de PowerPoints op de ELO over het hoofdstuk door. Begrijp je deze?
-Op de ELO staat ook een oefentoets met uitwerkingen. Deze kun je vlak voor de toets maken.

In de les voor de toets is er ruimte om vragen te stellen aan jouw docent. Zorg dat je je vragen genoteerd hebt.

Meenemen bij de toets (en de les):
-Rekenmachine
-Potlood en gum
-Pen
-Geodriehoek
-(Markeerstiften)

Het Vitus College